Het college van burgemeester en schepenen hecht goedkeuring aan de volgende rechtzettingen aan de rechtspositieregeling die principieel werd goedgekeurd op 23 januari 2024:
1. De artikels 161 tot en met 166 met betrekking tot de herplaatsing worden als volgt aangepast tegenover de oorspronkelijke tekst:
Titel IV. De ambtshalve herplaatsing
Hoofdstuk I. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang
Art. 161. §1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang gebeurt op initiatief van het college van burgemeester en schepenen.
Ze houdt in dat het vast aangestelde statutaire personeelslid herplaatst wordt in een andere, passende functie van dezelfde graad of in een passende functie van een andere graad van dezelfde rang.
De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid, gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
§2. Het college van burgemeester en schepenen beslist over de ambtshalve herplaatsing. Ze voert hierover vooraf een gesprek met het vast aangestelde statutaire personeelslid. De herplaatsing is niet tijdelijk, maar definitief.
Het personeelslid wordt ten minste acht kalenderdagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek, vermeld in het eerste lid, en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden.
§3. De herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid, gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
Art. 162. §1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast als de betrekking van een vast aangesteld statutair personeelslid afgeschaft wordt en het personeelslid zijn betrekking niet in overgangsregeling behoudt.
§2. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang kan ook toegepast worden:
1° als een vast aangesteld statutair personeelslid door de bevoegde gezondheidsdienst ongeschikt verklaard werd om zijn functie nog langer uit te oefenen, maar wel geschikt geacht wordt om een andere functie uit te oefenen die verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand;
2° als een vast aangesteld statutair personeelslid een ongunstige evaluatie heeft gekregen. Deze heraanstelling betreft een herkansing of een alternatief voor het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.
§3. De ambtshalve herplaatsing na ongunstige evaluatie kan slechts toegepast worden als er een passende functie vacant is en als blijkt dat de evaluatie aantoont dat het personeelslid beschikt over competenties die in de andere functie beter tot hun recht kunnen komen.
§4. Het betrokken personeelslid krijgt de salarisschaal op de overeenkomstige trap van de funtionele loopbaan van de nieuwe graad.
§5. De herplaatsing is definitief, maar indien een herplaatsing gebeurt volgens §2 1° kan die tijdelijk zijn.
§6. Als een herplaatsing niet mogelijk is, in de gevallen bepaald in artikel 162§1 of artikel 162§2 2°, kan het statutaire personeelslid worden ontslagen.
Art. 163. §1. De ambtshalve De herplaatsing in een functie van dezelfde rang wegens afschaffing van de betrekking of na een ongunstige evaluatie is alleen mogelijk in een vacante functie.
De ambtshalve herplaatsing wegens afschaffing van de betrekking heeft voorrang op de vervulling van de vacature door een procedure van aanwerving, bevordering of interne personeelsmobiliteit.
§2. Het personeelslid behoudt na de ambtshalve herplaatsing, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het verworven had in zijn vorige functie.
Als het personeelslid herplaatst wordt in een functie van een andere graad, wordt graadanciënniteit toegekend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 114.
Hoofdstuk II. De ambtshalve herplaatsing in een functie van een lagere graad
Art. 164. §1. Het personeelslid dat na een bevordering, een ongunstig evaluatieresultaat krijgt bij afloop van de proeftijd inwerktijd, wordt opnieuw aangesteld in zijn vorige functie, of in een andere vacante functie van zijn vorige graad, als zijn vorige functie niet meer vacant is.
De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
§2. Het personeelslid kan op initiatief van het bestuur herplaatst worden in een functie van een lagere graad wanneer de bevoegde gezondheidsdienst het personeelslid niet langer geschikt acht om zijn functie of een functie van dezelfde graad uit te oefenen, maar wel geschikt acht voor de uitoefening van een passende functie van een lagere graad.
§3. Een personeelslid dat om functionele of persoonlijke redenen zelf verzoekt om herplaatsing in een functie van een lagere graad, kan worden aangesteld in een vacante passende functie van een lagere graad. Die vorm van herplaatsing kan slechts eenmaal tijdens de loopbaan toegekend worden.
§ 4 Het college van burgemeester en schepenen beslist over de ambtshalve herplaatsing, vermeld in §1, §2 en §3. De algemeen directeur voert hierover vooraf een gesprek met het personeelslid. De herplaatsing is niet tijdelijk maar definitief, maar indien een herplaatsing gebeurt volgens §2 kan die tijdelijk zijn.
Het betrokken personeelslid wordt ten minste tien kalenderdagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek, vermeld in het eerste lid, en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden.
§5. De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
Art. 165. §1. Het personeelslid dat na bevordering herplaatst wordt in zijn vorige functie of in een andere functie van zijn vorige graad, krijgt opnieuw de salarisschaal die het verworven had in de functie van zijn vorige graad. die het verworven had in de functie van zijn vorige graad .
De schaalanciënniteit die opgebouwd werd in de functie van de hogere graad, wordt overgedragen naar de schaalanciënniteit in de functie van de lagere graad.
§2. Bij de herplaatsing om gezondheidsredenen, vermeld in artikel 164 §2, krijgt het personeelslid de salarisschaal op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Het personeelslid dat wordt herplaatst naar een functie van een lagere graad behoudt het salaris dat het had verworven in zijn vorige functie op het moment van de herplaatsing, tot het moment dat hij in zijn nieuwe organieke graad een hoger salaris bereikt.wordt voor de vaststelling van het salaris, de salarisschaal en de schaalanciënniteit rekening gehouden met het salaris, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het personeelslid verworven had in zijn vorige graad.
§3.Een personeelslid dat op zijn verzoek wordt herplaatst in een lagere graad overeenkomstig artikel 164 § 3 ontvangt het salaris dat verbonden is aan de nieuwe functie. Een personeelslid dat op zijn verzoek herplaatst wordt in een functie van een lagere graad, met toepassing van artikel 164 §3, krijgt binnen de functionele loopbaan die verbonden is met zijn nieuwe graad, de salarisschaal waarvan het maximumbedrag het kleinste verschil vertoont met het maximumbedrag van zijn vorige salarisschaal.
Als aan de vorige graad een functionele loopbaan verbonden was, wordt de schaalanciënniteit die het betrokken personeelslid had opgebouwd in zijn salarisschaal, overgedragen op de nieuwe salarisschaal.
Hoofdstuk III. De herplaatsing van het contractuele personeelslid na bevordering
Art. 166. Indien er meer personeelsleden in aanmerking komen voor een herplaatsing, wordt er een oproep gedaan naar de kandidaten volgens de bepalingen van artikel 140. De personeelsleden die zich kandidaat stellen, worden onderworpen aan een selectieprocedure volgens de bepalingen van artikel 142 §1.
Het contractuele personeelslid, dat na een bevordering niet in aanmerking komt voor aanstelling in de functie, wordt opnieuw aangesteld in zijn vorige functie.
Voor zover in de contractuele betrekkingen van de personeelsformatie een passende functie van dezelfde rang vacant is, kan de herplaatsing om gezondheidsredenen en op eigen verzoek als vastgesteld in artikel 164 §2 en §3 onder dezelfde voorwaarden toegepast worden op contractuele personeelsleden.
2. Artikel 240 wordt als volgt aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke tekst:
Art. 240. §1. Het personeelslid dat voor dienstreizen van zijn eigen motorvoertuig gebruik maakt, heeft recht op een vergoeding van 0,3610 euro per kilometer (1 juli 2019 - 30 juni 2020). De kilometervergoeding dekt alle kosten die gepaard gaan met het gebruik van het eigen motorvoertuig, met uitzondering van de parkeerkosten. Onder motorvoertuig wordt verstaan: een auto, motorfiets of bromfiets.
Het personeelslid ontvangt een vergoeding voor dienstreizen als volgt:
1° als personeelsleden van hun eigen motorvoertuig gebruik maken, hebben ze recht op dezelfde vergoeding als de vergoeding voor de dienstreizen van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel VII 80 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.
Onder motorvoertuig wordt verstaan: een auto, motorfiets of bromfiets. Volgens de Wegcode is een Speed Pedelec (een elektrische fiets die sneller rijdt dan 25 km/h en die eveneens zonder trapondersteuning kan rijden) een ‘bromfiets’;
Bij carpooling wordt de vergoeding voor de bestuurder verhoogd met 0,1805 euro per kilometer (1 juli 2019 – 30 juni 2020). De meereizende personeelsleden hebben geen recht op een kilometervergoeding.
2° Het personeenslid dat voor dienstreizen van de eigen fiets gebruik maakt, ontvangt 0,1842 euro (niet geïndexeerd) per kilometer.
Volgens de Wegcode valt een elektrische fiets met een trapondersteuning tot maximaal 25 km/h onder de categorie ‘fiets’.
Het personeelslid heeft recht op de terugbetaling van eventuele parkeerkosten.
Het personeelslid dat voor dienstreizen van de eigen fiets gebruik maakt, ontvangt 0,1842 euro per kilometer.
§2. De bedragen van de kilometervergoeding worden jaarlijks op 1 juli automatisch aangepast aan het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen door de van kracht zijnde bedragen te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het consumptie-indexcijfer van de maand mei van het voorgaande jaar en de teller gelijk is aan het consumptie-indexcijfer van de maand mei van het lopende jaar.
3. De artikels 269 en 270 worden niet geschrapt:
Art. 269. Zodra de aanstellende overheid heeft vastgesteld dat een statutair personeelslid zijn ziektekrediet heeft opgebruikt, en als het betrokken personeelslid nog altijd arbeidsongeschikt is tengevolge van ziekte of ongeval, kan het bestuur het personeelslid doorverwijzen naar de federale medische dienst Medex die bevoegd is voor de eventuele verklaring tot definitieve ongeschiktheid, met het oog op een eventuele vervroegde pensionering om gezondheidsredenen.
Art. 270. Het statutaire personeelslid, dat tijdens een opdracht bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur of een internationale instelling op pensioen werd gesteld wegens invaliditeit en een pensioenuitkering van die overheid of die instelling ontvangt, kan voordat het ziektekrediet, vermeld in artikel 268 is opgebruikt, definitief ongeschikt worden verklaard.
4. De ingangsdatum wordt vastgelegd op de datum van de zitting van het college van burgemeester en schepenen:
Art. 340 Deze rechtspositieregeling treedt in werking op 09.12.2022 01.03.2024 behoudens bepalingen waarvan de inwerkingtreding door een hogere rechtsnorm anders zijn bepaald.
Naar aanleiding van de aanpassing van het personeelsplan worden de volgende wijzigingen doorgevoerd in de rechtspositieregelding:
Art. 7. Naast het beantwoorden aan de voorwaarden in artikel 6, moeten de kandidaten ook:
1° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is voor de functies in de graden van:
2° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is en minimaal vier jaar relevante beroepservaring hebben, voor functies in de graden van:
3° minimaal vier jaar relevante beroepservaring hebben voor een functie in de graad van meewerkend teamverantwoordelijke en technisch assistent expert (D4/D5).
Art. 8. De specifieke voorwaarden per graad zijn:
Graadbenaming | Salaris-schaal | Specifieke diplomavereiste en/of relevante ervaring |
|
|
|
Art. 134. De specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn:
Naast het beantwoorden aan de voorwaarden in artikel 6, moeten de kandidaten ook:
1° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie is gesitueerd zoals bepaald in artikel 7 eerste lid.
2° voldoen aan de diplomavereiste voor functies in de graden opgesomd in artikel 8.
3° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd, zoals is bepaald in artikel 7 tweede lid, en minimaal vier jaar relevante beroepservaring hebben, voor functies in de graden van:
4° voldoen aan de diplomavereiste voor functies in de graden opgesomd in artikel 8 en minimaal 4 jaar relevante ervaring hebben, voor de functies van:
5° minimaal 10 jaar relevante ervaring hebben, voor functies in de graden van:
6° minimaal 4 jaar relevante ervaring hebben, voor functies in de graden van:
GRAAD | SCHAAL | VOORWAARDEN |
| D4 | Wervings-/bevorderingsgraad |
D5 | na 9 jaar schaalanciënniteit in D4 en een gunstige evaluatie op voorwaarde dat de functiehouder een leidinggevende functie heeft. | |
| C4 | Wervings-/bevorderingsgraad |
C5 | na 9 jaar schaalanciënniteit in C4 en een gunstige evaluatie | |
| B1 | Wervings-/bevorderingsgraad |
B2 | na ten minste 4 jaar schaalanciënniteit in B1 en gunstige evaluatie | |
B3 | na ten minste 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in B1 en B2 en een gunstige evaluatie | |
| B4 | Wervings-/bevorderingsgraad. |
B5 | na 9 jaar schaalanciënniteit in B4 en een gunstige evaluatie; | |
| A1a | Wervings-/bevorderingsgraad |
A2a | na ten minste 4 jaar schaalanciënniteit in A1a en een gunstige evaluatie; | |
A3a | na ten minste 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in schaal Aa1 en A2a en een gunstige evaluatie |
Naar aanleiding van de onderhandeling in het BOC van 21 februari 2024 worden de volgende aanpassingen toegevoegd aan de rechtspositieregeling:
Art.2. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verstaan onder:
19° Overheden behorend tot hetzelfde werkingsgebied:Het stads- en OCMW bestuur van Dilsen-Stokkem.
Art.63. Een ongunstig evaluatieresultaat kan leiden:
- tot een ontslag wegens beroepsongeschiktheid als vermeld in artikel 194, lid 4 van het decreet lokaal bestuur, na beslissing van het college van burgemeester en schepenen,
- tot een herplaatsing volgens de bepalingen van artikel 161 tot en met artikel 166.
Art.68....
De leden van de beroepsinstantie worden nominatief aangesteld door het college van burgemeester en schepenen.
Het personeelslid dat beroep aantekent, kan zich door een raadsman laten bijstaan.
Artikel 175.§1 De duur van de opzegtermijn wordt vastgesteld op basis van de duur van de tewerkstelling van het personeelslid bij de overheden behorende tot hetzelfde weringsgebied.
§2 Bij ontslag wordt de toegepaste opzegtermijn geschorst:
Art. 205. §1. Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar:
8° periodes van tijdelijke werkloosheid.
Art. 215. Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan 110% van een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de index-verhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.
Art. 216. §1. Voor de berekening van het bedrag van de eindejaarstoelage komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar:
8° periodes van tijdelijke werkloosheid.
De nieuwe gecoördineerde versie van rechtspositieregeling wordt vastgesteld, en toegevoegd als bijlage bij dit besluit.
Worden in kennis gesteld van dit besluit: