Terug
Gepubliceerd op 01/03/2024

2024_VB_00096 - Wijziging rechtspositieregeling - Goedkeuring

Vast Bureau
vr 01/03/2024 - 11:35 Schepenlokaal
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Rechtspositieregeling (RPR).

Samenstelling

Aanwezig

Sofie Vandeweerd, burgemeester; Koen Sleypen, schepen; Theo Snijkers, schepen; Roberto Prata, schepen; Kelly Issaris, schepen; Pieter Indemans, schepen; Ingrid Erlingen, schepen; Patrick Doumen, algemeen directeur

Secretaris

Patrick Doumen, algemeen directeur

Voorzitter

Sofie Vandeweerd, burgemeester
2024_VB_00096 - Wijziging rechtspositieregeling - Goedkeuring 2024_VB_00096 - Wijziging rechtspositieregeling - Goedkeuring

Motivering

Juridische context

  • De organieke wet betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 8 juli 1976.
  • Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, inzonderheid art. 78 en art. 84 betreffende de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn met inbegrip van deze die bij reglement kunnen worden overgedragen aan het vast bureau, en betreffende de bevoegdheden van het vast bureau.
  • Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 11 februari 2019, zoals gewijzigd bij besluit van 13 mei 2019, inzake vaststelling reglement tot afbakening van dagelijks bestuur en de bevoegdheden die worden gedelegeerd aan het vast bureau en de afbakening van de categorieën van dagelijks bestuur die vrijgesteld zijn van de visumverplichting.
  • Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, inzonderheid artikel 186 §1 en § 2.
  • Het bestuursdecreet van 7 december 2018, inzonderheid de bepalingen betreffende actieve en passieve openbaarheid, en latere wijzigingen.
  • Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en latere wijzigingen.
  • Het besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de OCMW’s en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de OCMW’s.
  • Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022 over een nieuwe functieclassificatie bij lokale besturen en over aangepaste salarisschalen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren.
  • Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, in het bijzonder artikel 1, 25° van bijlage 2.
  • Het besluit van de Vlaamse regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen, in het bijzonder artikel 45 § 2, en wijzigingen.
  • Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 22 december 2008 inzake de goedkeuring van de rechtspositieregeling, en latere wijzigingen.
  • Het besluit van het vast bureau van 26 januari 2024 houdende de principiële goedkeuring van de wijziging van de rechtspositieregeling.
  • Het besluit van het college van burgemeester en schepenen van heden, houdende de goedkeuring van de wijziging van de rechtspositieregeling.
  • De protocol van het BOC van 21 februari 2024 met betrekking tot de wijziging van de rechtspositieregeling.

Feitelijke context

  • Door de Vlaamse regering werd op 20 januari 2023 een nieuw besluit genomen tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen.
  • Inmiddels zijn er reeds twee wijzigingsbesluiten, namelijk van 10 november 2023 en van 12 januari 2024, waarvan het laatst vermelde nog wacht op een uitvoeringsbesluit door de bevoegde minister.
  • De enige verplicht toe te passen wijziging werd reeds uitgevoerd bij besluit van het vast bureau van 15 december 2023.
  • Er is verder geen verplichting om de bestaande rechtspositieregeling aan te passen, zelfs niet als deze in strijd is met bepalingen van het besluit van 20 januari 2023, en wijzigingen.
  • De plaatselijke rechtspositieregeling kan, qua timing en inhoud, op eigen tempo worden aangepast.
  • Door het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau werd 26 januari 2024 reeds de wijziging van de rechtspositieregeling principieel goedgekeurd, houdende de aanpassing van de lokale rechtspositieregeling aan het besluit van de Vlaamse regering in dezen.
  • Het salarissysteem, i.e. de salarisschalen en de functionele loopbaan zoals voorzien in de huidige rechtspositieregeling, dat steunt op de besluiten van de Vlaamse regering van 2007 en 2010 in dezen, werden niet gewijzigd, omdat het beter lijkt hierover vooraf te overleggen en af te stemmen met lokale besturen binnen de regio.
  • De overige bepalingen van het nieuwe besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen werden zoveel mogelijk opgenomen in de eigen rechtspositieregeling, wanneer de bepalingen:
    - een meer flexibele en/of een meer efficiënte werking mogelijk maken,
    - de arbeidsvoorwaarden gunstig beïnvloeden, en vooral een gelijke behandeling van personeelsleden bevorderen.
  • Dit voorstel werd voorgelegd aan het BOC van 21 februari 2024 en wordt heden ter definitieve goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau.
  • In het voorliggend voorstel worden:
    - een aantal rechtzettingen doorgevoerd aan de versie die werd voorgelegd principieel goedgekeurd door het vast bureau van 26 januari 2024,
    - een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de wijziging van het personeelsplan,
    - een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van het BOC van 21 februari 2024.

Besluit

Het vast bureau beslist:

Artikel 1

Het vast bureau hecht zijn goedkeuring aan de volgende rechtzettingen aan de rechtspositieregeling, reeds principieel goedgekeurd bij besluit van het vast bureau van 26 januari 2024:

1. Titel IV wordt als volgt aangepast tegenover de oorspronkelijke tekst:

Titel IV. De ambtshalve herplaatsing 

 Hoofdstuk I. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang

 Art. 161. §1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang gebeurt op initiatief van het Vast Bureau

 Ze houdt in dat het vast aangestelde statutaire personeelslid herplaatst wordt in een andere, passende functie van dezelfde graad of in een passende functie van een andere graad van dezelfde rang. 

 De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid, gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 §2. Het Vast Bureau beslist over de ambtshalve herplaatsing. Ze voert hierover vooraf een gesprek met het vast aangestelde statutaire personeelslid. De herplaatsing is niet tijdelijk, maar definitief.

 Het personeelslid wordt ten minste acht kalenderdagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek, vermeld in het eerste lid, en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden. 

§3.  De  herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid, gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

Art. 162. §1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast als de betrekking van een vast aangesteld statutair personeelslid afgeschaft wordt en het personeelslid zijn betrekking niet in overgangsregeling behoudt. 

 §2.  De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang kan ook toegepast worden:

1° als een vast aangesteld statutair personeelslid door de bevoegde gezondheidsdienst ongeschikt verklaard werd om zijn functie nog langer uit te oefenen, maar wel geschikt geacht wordt om een andere functie uit te oefenen die verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand;

2° als een vast aangesteld statutair personeelslid een ongunstige evaluatie heeft gekregen. Deze heraanstelling betreft een herkansing of een alternatief voor het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.

 §3. De ambtshalve herplaatsing na ongunstige evaluatie kan slechts toegepast worden als er een passende functie vacant is en als blijkt dat de evaluatie aantoont dat het personeelslid beschikt over competenties die in de andere functie beter tot hun recht kunnen komen.

 §4. Het betrokken personeelslid krijgt de salarisschaal op de overeenkomstige trap van de funtionele loopbaan van de nieuwe graad.

 §5. De herplaatsing is definitief, maar indien een herplaatsing gebeurt volgens §2 1° kan die tijdelijk zijn.

 §6. Als een herplaatsing niet mogelijk is, in de gevallen bepaald in artikel 162§1 of artikel 162§2 2°, kan het statutaire personeelslid worden ontslagen.

 Art. 163. §1. De ambtshalve De herplaatsing in een functie van dezelfde rang wegens afschaffing van de betrekking of na een ongunstige evaluatie is alleen mogelijk in een vacante functie.

 De ambtshalve herplaatsing wegens afschaffing van de betrekking heeft voorrang op de vervulling van de vacature door een procedure van aanwerving, bevordering of interne personeelsmobiliteit. 

 §2. Het personeelslid behoudt na de ambtshalve herplaatsing, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het verworven had in zijn vorige functie. 

 Als het personeelslid herplaatst wordt in een functie van een andere graad, wordt graadanciënniteit toegekend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 114.

Hoofdstuk II. De ambtshalve herplaatsing in een functie van een lagere graad

 Art. 164. §1. Het personeelslid dat na een bevordering, een ongunstig evaluatieresultaat krijgt bij afloop van de proeftijd inwerktijd, wordt opnieuw aangesteld in zijn vorige functie, of in een andere vacante functie van zijn vorige graad, als zijn vorige functie niet meer vacant is.

 De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 §2. Het personeelslid kan op initiatief van het bestuur herplaatst worden in een functie van een lagere graad wanneer de bevoegde gezondheidsdienst het personeelslid niet langer geschikt acht om zijn functie of een functie van dezelfde graad uit te oefenen, maar wel geschikt acht voor de uitoefening van een passende functie van een lagere graad.

 §3. Een personeelslid dat om functionele of persoonlijke redenen zelf verzoekt om herplaatsing in een functie van een lagere graad, kan worden aangesteld in een vacante passende functie van een lagere graad. Die vorm van herplaatsing kan slechts eenmaal tijdens de loopbaan toegekend worden.

 § 4 Het Vast Bureau beslist over de ambtshalve herplaatsing, vermeld in §1, §2 en §3. De algemeen directeur voert hierover vooraf een gesprek met het personeelslid. De herplaatsing is niet tijdelijk maar definitief, maar indien een herplaatsing gebeurt volgens §2 kan die tijdelijk zijn.

 Het betrokken personeelslid wordt ten minste tien kalenderdagen vooraf schriftelijk uitgenodigd voor het gesprek, vermeld in het eerste lid, en geïnformeerd over de passende functie of functies die voorgesteld worden.

 §5. De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

Art. 165. §1. Het personeelslid dat na bevordering herplaatst wordt in zijn vorige functie of in een andere functie van zijn vorige graad, krijgt opnieuw de salarisschaal die het verworven had in de functie van zijn vorige graad. die het verworven had in de functie van zijn vorige graad .

De schaalanciënniteit die opgebouwd werd in de functie van de hogere graad, wordt overgedragen naar de schaalanciënniteit in de functie van de lagere graad.

 §2. Bij de herplaatsing om gezondheidsredenen, vermeld in artikel 164 §2, krijgt het personeelslid de salarisschaal op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Het personeelslid dat wordt herplaatst naar een functie van een lagere graad behoudt het salaris dat het had verworven in zijn vorige functie op het moment van de herplaatsing, tot het moment dat hij in zijn nieuwe organieke graad een hoger salaris bereikt.wordt voor de vaststelling van het salaris, de salarisschaal en de schaalanciënniteit rekening gehouden met het salaris, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het personeelslid verworven had in zijn vorige graad.

 §3.Een personeelslid dat op zijn verzoek wordt herplaatst in een lagere graad overeenkomstig artikel 164 § 3 ontvangt het salaris dat verbonden is aan de nieuwe functie. Een personeelslid dat op zijn verzoek herplaatst wordt in een functie van een lagere graad, met toepassing van artikel 164 §3, krijgt  binnen de functionele loopbaan die verbonden is met zijn nieuwe graad, de salarisschaal waarvan het maximumbedrag het kleinste verschil vertoont met het maximumbedrag van zijn vorige salarisschaal.

Als aan de vorige graad een functionele loopbaan verbonden was, wordt de schaalanciënniteit die het betrokken personeelslid had opgebouwd in zijn salarisschaal, overgedragen op de nieuwe salarisschaal.

 Hoofdstuk III. De herplaatsing van het contractuele personeelslid na bevordering

Art. 166. Indien er meer personeelsleden in aanmerking komen voor een herplaatsing, wordt er een oproep gedaan naar de kandidaten volgens de bepalingen van artikel 140. De personeelsleden die zich kandidaat stellen, worden onderworpen aan een selectieprocedure volgens de bepalingen van artikel 142 §1.

 Het contractuele personeelslid, dat na een bevordering niet in aanmerking komt voor aanstelling in de functie, wordt opnieuw aangesteld in zijn vorige functie.

Voor zover in de contractuele betrekkingen van de personeelsformatie een passende functie van dezelfde rang vacant is, kan de herplaatsing om gezondheidsredenen en op eigen verzoek als vastgesteld in artikel 164 §2 en §3 onder dezelfde voorwaarden toegepast worden op contractuele personeelsleden.

2. Artikel 240 wordt als volgt aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke tekst:

Art. 240. §1. Het personeelslid dat voor dienstreizen van zijn eigen motorvoertuig gebruik maakt, heeft recht op een vergoeding van 0,3610 euro per kilometer (1 juli  2019 - 30 juni 2020). De kilometervergoeding dekt alle kosten die gepaard gaan met het gebruik van het eigen motorvoertuig, met uitzondering van de parkeerkosten. Onder motorvoertuig wordt verstaan: een auto, motorfiets of bromfiets. 

 Het personeelslid ontvangt een vergoeding voor dienstreizen als volgt:
 1° als personeelsleden van hun eigen motorvoertuig gebruik maken, hebben ze recht op dezelfde vergoeding als de vergoeding voor de dienstreizen van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel VII 80 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

Onder motorvoertuig wordt verstaan: een auto, motorfiets of bromfiets. Volgens de Wegcode is een Speed Pedelec (een elektrische fiets die sneller rijdt dan 25 km/h en die eveneens zonder trapondersteuning kan rijden) een ‘bromfiets’;
 2° als personeelsleden hun eigen fiets gebruiken, ontvangen ze een fietsvergoeding, van 0,1842 (niet geïndexeerd) per kilometer. 

 Bij carpooling wordt de vergoeding voor de bestuurder verhoogd met 0,1805 euro per kilometer (1 juli  2019 – 30 juni  2020). De meereizende personeelsleden hebben geen recht op een kilometervergoeding.

 Volgens de Wegcode valt een elektrische fiets met een trapondersteuning tot maximaal 25 km/h onder de categorie ‘fiets’. 

 Het personeelslid heeft recht op de terugbetaling van eventuele parkeerkosten.

 Het personeelslid dat voor dienstreizen van de eigen fiets gebruik maakt, ontvangt 0,1842 euro per kilometer.

 §2. De bedragen van de kilometervergoeding worden jaarlijks op 1 juli automatisch aangepast aan het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen door de van kracht zijnde bedragen te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het consumptie-indexcijfer van de maand mei van het voorgaande jaar en de teller gelijk is aan het consumptie-indexcijfer van de maand mei van het lopende jaar. 

 3. De artikels 269 en 270 worden niet geschrapt:

Art. 269. Zodra de aanstellende overheid heeft vastgesteld dat een statutair personeelslid zijn ziektekrediet heeft opgebruikt, en als het betrokken personeelslid nog altijd arbeidsongeschikt is tengevolge van ziekte of ongeval, kan het bestuur het personeelslid doorverwijzen naar de federale medische dienst Medex die bevoegd is voor de eventuele verklaring tot definitieve ongeschiktheid, met het oog op een eventuele vervroegde pensionering om gezondheidsredenen. 

Art. 270. Het statutaire personeelslid, dat tijdens een opdracht bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur of een internationale instelling op pensioen werd gesteld wegens invaliditeit en een pensioenuitkering van die overheid of die instelling ontvangt, kan voordat het ziektekrediet, vermeld in artikel 268 is opgebruikt, definitief ongeschikt worden verklaard.

4. De ingangsdatum wordt vastgelegd op de datum van de zitting van het vast bureau:

 Art. 340 Deze rechtspositieregeling treedt in werking op 09.12.2022 01.03.2024 behoudens bepalingen waarvan de inwerkingtreding door een hogere rechtsnorm anders zijn bepaald.

Artikel 2

Naar aanleiding van de aanpassing van het personeelsplan worden de volgende wijzigingen doorgevoerd in de rechtspositieregelding:

Art. 7. Naast het beantwoorden aan de voorwaarden in artikel 6, moeten de kandidaten ook:

1°  voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is voor de functies in de graden van:

  • juridisch hulpverlener,
  • bachelor verpleegkundeergotherapeut, kinesitherapeut,
  • maatschappelijk assistent(e), gegradueerde maatschappelijk werker, begeleider wonen en leven, polyvalent deskundige, boekhouder,
  • gegradueerde verpleegkunde,
  • polyvalent medewerker, verzorgende (D en C niveau of IFIC cat 11), zorgkundige (D en C niveau of IFIC cat 11), hulpkok.

 2° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is en minimaal vier jaar relevante beroepservaring hebben, voor functies in de graden van: verantwoordelijke P&O, verantwoordelijke interne zaken, verantwoordelijke wonen en zorg voor ouderen, financieel deskundige, verantwoordelijke sociale dienst, adjunct verantwoordelijke sociale dienst, verantwoordelijke zorg aan huis, centrumleider dienstencentrum, verantwoordelijke bewonerszorg, personeelsconsulent expert, keukenverantwoordelijke, polyvalent deskundige expert.

 3° minimaal vier jaar relevante beroepservaring hebben, voor de functie in de graad van: verantwoordelijke huishoudelijk beheer, meewerkend teamverantwoordelijke.

 Art. 8. De specifieke voorwaarden per graad zijn:

Graadbenaming

Salaris-schaal

Specifieke diplomavereiste en/of relevante ervaring

Personeelsconsulent Expert/Verantwoordelijke P&O 

B4/B5

- Bachelor in het sociaal werk - afstudeerrichting personeelswerk

- Beschikken over 4 jaar relevante ervaring

Financieel deskundige

B4/B5

- Bachelor diploma dat toegang geeft tot beschermd beroep van boekhouder

- Beschikken over 4 jaar relevante ervaring 

Boekhouder

B1/B3

- Bachelor diploma dat toegang geeft tot beschermd beroep van boekhouder

Gegradueerde maatschappelijk werk

B1/B3

 

- Graduaat maatschappelijk werk of gelijkgesteld

 

Art. 134. De specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn:

Naast het beantwoorden aan de voorwaarden in artikel 6, moeten de kandidaten ook:

1° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie is gesitueerd zoals is bepaald in  artikel 7 eerste lid.

2° voldoen aan de diplomavereiste voor de functies in de graden opgesomd in artikel 8.

3° voldoen aan de diplomavereiste die geldt voor het niveau waarin de functie gesitueerd is, zoals is bepaald in artikel 7 tweede lid  en minimaal vier jaar relevante ervaring hebben, voor functies in de graden van: verantwoordelijke interne zaken, verantwoordelijke P&O, polyvalent deskundige expert.

4° voldoen aan de diplomavereiste voor de functies in de graden opgesomd in artikel 8 en minimaal vier jaar relevante ervaring hebben, voor functies in de graden van personeelsconsulent expert, financieel deskundige, adjunct verantwoordelijke sociale dienst, centrumleider dienstencentrum, verantwoordelijke bewonerszorg, keukenverantwoordelijke. Voor de adjunct verantwoordelijke sociale dienst betreft het minimaal de diplomavereiste zoals die is bepaald voor de graad van adjunct verantwoordelijke sociale dienst B4/B5.

 

Bijlage IV: Overzicht functies per salarisschaal

                   FUNCTIES                   

SCHAAL

                       VOORWAARDEN

- Maatschappelijk assistent onthaal & intake

- Maatschappelijk assistent hulpverlening

- Maatschappelijk assistent sociale dienst en/of zorg aan huis

- Gegradueerde maatschappelijk werker

- Deskundige personeelszaken (uitdovend)

- Polyvalent deskundige

- Boekhouder

B1

Wervings-/bevorderingsgraad

B2

na ten minste 4 jaar schaalanciënniteit in B1 en een gunstige evaluatie

B3

na ten minste 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in B1 en B2 en een gunstige evaluatie

- Personeelsconsulent expert/Verantwoordelijke P&O (uitdovend)

- Polyvalent deskundige expert

- Adjunct verantwoordelijke sociale dienst

- Centrumleider dienstencentrum

B4

Wervings-/bevorderingsgraad.

B5

na 9 jaar schaalanciënniteit in B4 en een gunstige evaluatie

- Verantwoordelijke wonen en zorg voor ouderen

- Verantwoordelijke interne zaken

- Verantwoordelijke P&O

- Verantwoordelijke sociale dienst

A4a

Wervings-/bevorderingsgraad

A4b

 

Na 9 jaar schaalanciënniteit in A4a en een gunstige evaluatie

 

Artikel 3

Naar aanleiding van de onderhandeling in het BOC van 21 februari 2024 worden de volgende aanpassingen toegevoegd aan de rechtspositieregeling:

Art.2. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verstaan onder:
19° Overheden behorend tot hetzelfde werkingsgebied:Het stads- en OCMW bestuur van Dilsen-Stokkem.

Art.63. Een ongunstig evaluatieresultaat kan leiden:
- tot een ontslag wegens beroepsongeschiktheid als vermeld in artikel 194, lid 4 van het decreet lokaal bestuur, na beslissing van het vast bureau,

- tot een herplaatsing volgens de bepalingen van artikel 161 tot en met artikel 166.

Art.68....

De leden van de beroepsinstantie worden nominatief aangesteld door het vast bureau.
Het personeelslid dat beroep aantekent, kan zich door een raadsman laten bijstaan.

Artikel 175.§1 De duur van de opzegtermijn wordt vastgesteld op basis van de duur van de tewerkstelling van het personeelslid bij de overheden behorende tot hetzelfde weringsgebied.

§2 Bij ontslag wordt de toegepaste opzegtermijn geschorst:

Art. 205. §1. Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar:

8° periodes van tijdelijke werkloosheid.

Art. 215. Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan 110% van  een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de index-verhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar

Art. 216. §1. Voor de berekening van het bedrag van de eindejaarstoelage komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar:

8° periodes van tijdelijke werkloosheid.

Artikel 4

De nieuwe gecoördineerde versie van rechtspositieregeling wordt vastgesteld, en toegevoegd als bijlage bij dit besluit.

Artikel 5

Worden in kennis gesteld van dit besluit:

  • het college van burgemeester en schepenen,
  • de personeelsleden,
  • de representatieve vakorganisaties,
  • de financieel directeur.

Bijlagen